Ondanks de waarschuwingen voor hoge golven, die te zien waren op de schermen van het schip, bleef de avond en nacht rustig aan boord van de King Seaways en hebben we al wiegend heerlijk geslapen, om rond een uur of zeven Nederlandse tijd wakker. Voor deze overtocht niet zo relevant, maar de boot voert altijd de tijd van centraal Europa. Dus als je vanuit Engeland vaart, kan het zo maar zijn dat je je reservering met een uur mist. Of dat nu een uur te vroeg is of te laat, daar heb ik nu even geen zin in om dat te bedenken.
Rond een uur of acht Nederlandse tijd zitten we heerlijk aan het Commodore Plus ontbijt op dek 8 en kopen we later nog wat tax-free parfums, om de rest van de reis, en hopelijk langer, lekker te ruiken. En na wat koffie in onze lounge gebeurt het dat we rondom een uur of 10 in onze auto plaatsnemen om van boord te mogen gaan. Terwijl de King Seaways aanmeert in het schattige dorpje Tynemouth, de monding van de rivier de Tyne. Onze auto staat op dek 6 en daarom zijn we als laatste aan de beurt. We kunnen niet eerder omdat via een ingenieus systeem van het omhoog en omlaag brengen van op-/afritten dekken 3, 4 en 5 eerder het Britse vasteland mogen betreden. En zo rijden we om kwart voor elf Nederlandse tijd de boot uit, om om kwart voor tien Engelse tijd het Britse vasteland te betreden.
Uiteraard moeten we de paspoortcontrole ondergaan, sterker, sinds 1 april hebben wij mede-Europeanen, een visum nodig. Maar deze paspoort controle gaat zo veel vlotter dan die van Houston vorig jaar, dus… Dus om 10 uur rijden we voor het eerst op Britse grond met onze Benz aan… de linkerkant. Nu zijn we geoefende bestuurders. We hebben gereden in Los Angeles, San Francisco, Seattle, Toronto en Chicago. Een paar van de grootste steden van Noord Amerika, maar links rijden geeft toch een andere dimensie.
Daar zijn de Britten zich zeer bewust van, want daar komt weer een bootlading Continentals aan, die alleen maar weten rechts te rijden. Dus de eerste 500 meter worden we met borden verwittigd, in alle mogelijke talen, dat we links moeten rijden. Voor de zekerheid hebben de Britten ook maar de twee rijrichtingen voorzien van een betonnen afscheiding. Maar ja, daar kan je niet heel Groot Brittanie van voorzien, dus na die 500 meter is het toch ineens de grote mensenwereld en, is het Robert, die de eerste rit met veel succes weet te volbrengen.
We hebben afgesproken om vooral samen te rijden. Dus beide goed opletten. Eerst rechts, dan links en dan weer rechts kijken en verkeer op de Rotonde komt van Rechts en heeft altijd voorrang. Maar Robert doet het meer dan goed, zijn vuurdoop is zonder fouten en na 10 kilometer komen we aan bij ons hotel. Ik zeg zonder fouten en dat is zo, maar met één ding hebben we geen rekening gehouden, maar dat corrigeren we morgen en dat zal ik morgen dan ook vertellen.
Met de groter wordende containerschepen, werden doks en kades inlands steeds minder bruikbaar. Dat was het geval in London, dat was het geval in Newcastle. Om die reden zijn de dokken en kades meer naar de Noordzee verplaatst en verpieterde de oude dokken en kades. Net als in London, de Docklands, werden dit later ontwikkelingsgebieden. En ook hier is hetzelfde gebeurd. Daarom komen we aan op St. Anns Wharf (Werf) om het terrein van een van de nieuwste hotels/gebieden van Newcastle te bereiken, allemaal gelegen aan de rivier Tyne. Het hotel is welgeteld 7 weken open en het is daadwerkelijk prachtig. De atmosfeer is heerlijk en de kamers ongekend groot. Hier gaan meer dan aarden.
We mochten, met de hulp van wat Ponden, meteen op de kamer, om verder de bagage te dumpen en de grootste stad van Noord Engeland te bezoeken.
En het weer is best goed. Met af en toe een zon en een wolk, lopen we langs de rivier naar de oude stad, om daar de hoogtepunten van Newcastle tot ons te nemen. Newcastle staat bekend om, naast haar “nieuwe” kasteel, ook om de vele bruggen die, hoog en laag, de Tyne weten te overbruggen. Een prachtig gezicht. Het is voor mij de eerste keer dat ik buiten London ben en Groot Brittanië mag meemaken. Als ik daarover nadenk is het best redelijk, ik ben 20-25 keer in London geweest en dat we nooit eerder voor een vakantie in dit land hebben gekozen.
Natuurlijk zijn beide eerdergenoemde steden niet te vergelijken. Newcastle is heel veel minder mondain, maar ook minder druk en met dezelfde vriendelijke Britten. Iets waar we beide aan kunnen wennen. Na een kort bezoek aan de enorme Marks & Spencer Food, waar we lunch halen, om die vervolgens weer aan de rivier de Tyne in het zonnetje te nuttigen. Heerlijk!
De middag staat in het teken van kunst en rust. In het gebouw van de Baltic Flour Mills zit het museum van de moderne kunst. A must see! Nu hebben we een haat-liefde verhouding met moderne kunst. Als een enig planchet op 5 meter hoogte op een muur, van 10 meter hoog, is geplaatst, met daarop een glas en daarin een tandenborstel, dan haak ik af. Als Andy Warhole 20 verschillende afdrukken van tomatenblikken weet te maken, dan ben ik helemaal om. Dit gratis museum is verdeeld over vier lagen en we worden verzocht het van hoog tot laag te ervaren. Iets wat we doen en het begint heel goed met een documentaire over modder in Zuid Soedan, terwijl we omringd worden door kunst gemaakt van diezelfde modder. Op hetzelfde niveau zien we ook een film, ook ondersteund door beelden, over de zinloosheid van oorlog, versterkt door de oorlog in Cyprus, waar al 51 jaar letterlijk niets is gebeurt, maar Turkije en de Griekenland zijn nog steeds vijanden.
Naarmate we het gebouw afdalen, wordt het niveau van de tentoonstelling navenant minder en doen we niveau 3, 2 en 1 minder dan de totale tijd van niveau 4. Na het museum zijn we naar de Davo van Newcastle gelopen, op aanraden van één van de Commodore Plus gasten op het schip. Het blijkt een grote teleurstelling en daarom lopen we terug naar het hotel, om daar te rusten en halve pintjes te drinken. Maar niet eerder om te ontdekken dat het nieuwe hotel onze Benz als lokkertje prominent voor de ingang van het hotel heeft gezet, net als wat andere luxe auto’s. Gratis parkeren? Waarschijnlijk niet…
Het einde van de dag begint met een Uber naar My Dehli, een briljante naam voor een Indiaas restaurant. Een restaurant waar we voor de zoveelste keer leren, dat we niet te veel eten moeten bestellen. Het was meer dan goed, maar onze overvolle magen doen besluiten om de weg terug te lopen, om het verteringsproces op gang te brengen. In de geweldige hotelbar sluiten we de avond af, terwijl Robert de dag van morgen voorbereid en ik het verhaal van gisteren schrijf en publiceer. En dan eindigen we deze dag beide voor 12 uur, of het nou Nederlandse- of Britse tijd is. Een prachtige start, van wat een prachtige vakantie mag worden.
Oh ja, de verbintenis met het vorige verhaal, waar ik een alinea over heb geschreven is natuurlijk di-waterstofoxide, oftewel: water. Of het nou de Duitse oceaan of de rivier Tyne is, water zal een grote rol spelen in het avontuur wat zich afspeelt in the Land of the Rose.
Klinkt als een heerlijk begin van de trip! Dus het restant van de trip neem ik aan in de gele Urus? 😛